Inleiding Violette Schönberger: Terug naar de tuinstad-gedachte

10/04/2025

Mij is gevraagd ter gelegenheid van de uitreiking van de 9e Architectuurprijs Hilversum te reflecteren op de toekomst van de tuinstad Hilversum.

‘Wat is de toekomst van de tuinstad Hilversum?’ Dit was een vraag waar ik enigszins mee heb geworsteld, simpelweg omdat ik deze stad – hoewel ik dorp schijn te moeten zeggen – tot voor kort nauwelijks kende. Ik ken Hilversum persoonlijk als de plek waar ik vroeger naar tweedaagse hockeytoernooien ging; waar ik een paar keer op het Mediapark mocht verschijnen en waar ik op bezoek kom bij ouders van vrienden. Maar als professional kende ik Hilversum tot voor kort nauwelijks tot niet.

Is dat erg? Ik denk het niet. Als ontwerper ben ik ervan overtuigd dat het persoonlijke perspectief op architectuur net zo belangrijk is als het professionele. Architectuur gaat iedereen aan, of je wil of niet, want we leven allemaal in meer of minder ontworpen situaties. In de persoonlijke en alledaagse ervaring komen alle grote thema’s vanzelf voorbij: ruimtelijk, sociaal, economisch. Maar dan in een vorm waarin iederéén erover kan meepraten, en niet alleen de ingewijden in de theorie van architectuur.

De ruimtes uit mijn eigen dagdagelijkse leven heb ik beschreven in het boek Paradijs van imperfectie: een bundeling van columns van de afgelopen 5 jaar, waarin ik ervaringen uit mijn persoonlijke leven spiegel aan mijn blik als ontwerper. Want elke vorm van ruimtelijk ontwerp is voorwaardenscheppend en/of -beperkend voor hoe mensen met elkaar samenleven. Daar ligt onze taak als ontwerpers.

Vergeleken met honderd jaar geleden – toen de tuinstad Hilversum vorm kreeg – is ons dagdagelijkse leven in zijn algemeenheid steeds comfortabeler geworden. We zijn gemiddeld rijker, gezonder, democratischer en vrouwvriendelijker dan toen de tuinstad-idealen voor het eerst gestalte kregen.

U, als Hilversummers, kunt ze wel dromen, de ideeën waarlangs deze tuinstad werd ontworpen: ruim opgezette straten met overal groen, kwalitatief hoogstaande sociale woningbouw, aandacht voor de architectuur van pleintjes, buurthuizen, scholen, en zelfs aan de dood is gedacht met de meest prachtige begraafplaatsen. Overal is ruimte: ruimte in de woning, ruimte bij de woning, ruimte in de straten, ruimte om de stad.

Inmiddels is veel van die ruimte ingenomen door zaken waar we honderd jaar geleden nooit aan hadden gedacht: de auto heeft de openbare ruimte overgenomen en maakt dankbaar gebruik van de vele brede straatprofielen. De grond ligt vol datakabels, verwarmingstleidingen en rioolbuizen, en op de fietspaden wordt men omvergejakkerd door flitsbezorgers en fatbikes. Bovendien ontploft de woningmarkt doordat we ruimer leven, in grotere woningen met kleinere gezinnen dan ooit.

Het dagelijks leven van iedereen in het groeiende Nederland wordt voller, drukker, diverser, en misschien ook wel in de beleving van sommigen, onbeheersbaarder. We weten allemaal dat als iedereen op deze wereld zo zou leven als wij in Nederland, er om precies te zijn 3,6 Aardes nodig zouden zijn.

Het past dus allemaal niet. De vele ruimtelijke vraagstukken vragen overal in ons land om intelligenter ontwerp, integraler denken en het koppelen van kansen.

Dat geldt natuurlijk ook voor Hilversum. Gelukkig is in deze gemeente voldoende kennis aanwezig bij ontwerpers en beleidsmakers over de toekomstige invulling van de tuinstad: dat moet groen, klimaat-adaptief, autoluw, bio-divers…, etc. En om eerlijk te zijn: ik denk dat het daar allemaal wel mee goed komt. Met al deze ambities blijft Hilversum een groen en gezond dorp, waarin het prettig wonen is.

Maar dat is niet de grootste zorg. Mijn zorg zou zijn dat de sociale idealen van de tuinstad langzaam verloren raken en dat Hilversum verwordt tot een hedendaagse oase van de well-to-do, een kwaliteitseiland met steeds onbetaalbaardere ruimtelijke ingrepen om al die kwaliteit te kunnen maken. Daar is misschien niks mis mee, behalve dat het geen tuinstad meer is.

Want een tuinstad is ook een sociaal ideaal. De tuinstad gaat niet alleen over ruimtelijke planning, maar ook over mensen en hoe ze met elkaar leven: over rechtvaardigheid, gelijkheid en gelijke toegang tot voorzieningen. De vraag naar de toekomst van de tuinstad is dan ook niet alleen een ‘wat’-vraagstuk (klimaat-adaptief, autoluw, bio-divers, etc.), maar vooral een vraag van ‘voor wie’. De toekomst van de tuinstad Hilversum vraagt om het behouden van de idealen, de achterliggende bedoelingen van de tuinstad. Oftewel het in stand houden van de tuinstad-gedachte.

Daarom zou ik graag deze gemeente drie denkpistes (zoals de Vlaming dat noemt) willen meegeven. Drie gedachtensporen met systeemingrepen die gebaseerd zijn op de oorspronkelijke idealen van de tuinstadgedachte en die haar kunnen versterken voor haar toekomst. Gedachtensporen die misschien net zo urgent zijn als de tuinstad-gedachte indertijd was. Daarin komen het persoonlijke perspectief van bewoners en het professionele perspectief van ons als ontwerpers samen.

 

Grenzen aan groei

1. Woningen vinden in plaats van bouwen

Hilversum was een van de eerste gemeenten die erkende dat ongebreidelde groei niet werkt. Voor dit dorp, omgeven door waardevolle natuurgebieden, ontwikkelde Willem Marinus Dudok in 1933 het Beëindigingsplan voor een maximum van 100.000 inwoners. Deze tuinstad was daarmee eigenlijk de eerste post-growth stad. Hilversum telt nu zo’n 94.000 inwoners, dus er is nog wat ruimte, maar niet veel.

En dat roept een dilemma op, want de huidige situatie is zo: er is landelijk een gigantische wooncrisis. En dat is niet alleen een ruimtelijke crisis, maar ook een systeemcrisis. Want hoewel men de woningmarkt een markt noemt, is het een ingewikkeld systeem van regels en wetten dat maakt dat hypotheken voor starters onbereikbaar zijn, dat sociale woningbouw gigantische wachtlijsten kent en dat woningen bouwen nog nooit zo moeilijk was.

De combinatie van wooncrisis enerzijds en een stop op groei anderzijds zorgt voor een groot sociaal dilemma: onrechtvaardigheid ligt op de loer. Binnenstedelijk verdichten is natuurlijk de oplossing, maar dat is niet altijd makkelijk. Het kan simpeler en rechtvaardiger. In plaats van woningen te bouwen zou het uitgangspunt moeten zijn: woningen vinden.

In de bestaande voorraad zijn vele (verborgen) woningen te vinden: snel beschikbaar en rechtvaardig te verdelen. Het Platform Woonopgave – een initiatief van architecten waar ik zelf ook toe behoor ­– rekende uit dat alle 1 miljoen woningen waar Nederland behoefte aan heeft in het meest radicale scenario volledig te vinden zijn in de bestaande voorraad, wanneer we uitgaan van het volledig benutten van alle huidige leegstand, van transformatie van alle ongebruikte kantoren, van het splitsen van veel te grote woningen, het bewonen van vakantiewoningen, wonen boven winkels, etc. Voor de volledige woonvraag van Nederland, hoeft niet één woning te worden bijgebouwd.

En dat kan ook in Hilversum. De Omgevingsvisie van Hilversum meldt weliswaar de ambitie van gematigde groei, maar zou het niet radicaler kunnen?! Radicaler, maar vooral ook passender bij de tuinstadgedachte? Een gemeente die voor het eerst grenzen aan groei benoemde, kan zich afvragen of het uitgangspunt niet zou moeten zijn: niet meer bijbouwen, maar alle benodigde woonruimte vinden in het bestaande.

 

Gezondheid voor iedereen

2. Laat de zorgverzekeraars investeren in de openbare ruimte

Gezondheid is een kernprincipe van de tuinstad. De tuinstad als idee is ontstaan als tegenreactie op het steeds ongezondere leven in de geïndustrialiseerde steden uit de 19eeuw. En in Hilversum is gezondheid al helemaal een belangrijk thema, met het Sanatorium van Jan Duiker en Bernard Bijvoet uit 1928 als een van de grootste architectonische monumenten van het dorp.

De geschiedenis van de stedenbouw staat vol van gezondheidsvraagstukken, van riolering tegen de cholera en bestrating tegen de pest tot bestemmingsplannen tegen de leerlooierijen. En ook in ons eigen leven hebben we gezien, tijdens de pandemie, hoe gezondheid van grote invloed is op het inrichten van ruimte. Weet u het nog hoe de stad eruit zag tijdens de lockdown?! Of zijn we het allemaal vergeten? Met mijn bureau Falsework hebben wij, in opdracht van Atelier Rijksbouwmeester, onderzoek gedaan naar de toekomst van gezondheid in de stedenbouw. En daar kwam een alarmerende conclusie uit: toegang tot gezonde leefomgeving is zeer onrechtvaardig verdeeld in Nederland en we zijn niet opgewassen tegen de zorgvragen die op ons afkomen.

De zorgkosten zullen gigantisch gaan stijgen. Vraagstukken als obesitas, eenzaamheid en vergrijzing zijn landelijk aan het toenemen en hebben alle een sterk ruimtelijke component. En juist in die ruimtelijkheid liggen kansen.

Ook in Hilversum gaat dit spelen. De vergrijzing (diezelfde ouders van mijn vrienden) heeft consequenties voor de eisen die we aan onze leefomgeving stellen: de woningen, de openbare ruimte, de tussenruimte en de routes van A naar B.

Voor heel Nederland geldt: daar waar de meest geschikte woningen voor ouderen staan, staan de minst geschikte woonomgevingen voor ouderen. Oftewel: het gelijkvloerse appartement met rolstoeltoegankelijke badkamer is er wel, maar het staat in een omgeving verstoken van een gezonde route en nabijgelegen voorzieningen.

Uit allerlei onderzoek blijkt dat de mogelijkheid tot bewegen en ontmoeten in de openbare en in de tussenruimte in sterke mate bijdraagt aan de preventie van zorgproblemen en daarmee zorgkosten.

Veilige wandelroutes, voorzien van publiek toilet, voldoende bestemmingen die gratis te bezoeken zijn en schaduwrijke plekken tegen hittestress, kunnen het dagdagelijkse leven van een oudere of anderszins zorgbehoevende leefbaar houden – en zorg-loos.

Maar daar wringt de schoen, want al die tussenruimte, nodig om de zorgkosten omlaag te brengen, bevindt zich tussen het bezit van de een en van de ander. Die is dus van niemand­ – en niemand wil ervoor betalen. De openbare ruimte, het bezit van de gemeente, krijgt zoveel vraagstukken te verduren, ondergronds en bovengronds, dat iedere vierkante meter open ruimte steeds kostbaarder wordt.

Hier zou een nieuw, radicalere vorm van stadsplanning nodig zijn, een die past bij het collectieve karakter van de tuinstadgedachte. De openbare ruimte en de tussenruimte vragen om andere investeerders. Zij die baat hebben bij lagere zorgkosten zouden moeten mee-investeren in de preventie van zorg: de zorgverzekeraars. Niet om vervolgens zelf eigenaar te worden en alsnog de ruimte in privaat beheer te nemen, maar om deze te laten gebruiken door de gemeenschap, in de wetenschap dat zo’n investering zich over twintig jaar terugbetaalt in de lagere zorgkosten. Laat daarom de kost voor de baat uit gaan: preventie van zorgkosten kan in de openbrare ruimte van de tuinstad worden georganiseerd.

 

Schoonheid is ook een programma’

3. Hilversum vraagt opnieuw om een stadsarchitect

‘Schoonheid is ook een programma,’ is niet mijn uitspraak, maar de zin die ik steeds tegen kwam, lezend over Willem Martinus Dudok. Schoonheid is ook een onderdeel van de functionele opgave van architectuur.Hilversum waardeert de architectonische erfenis van Dudok zodanig, dat hier zo’n beetje alles Dudok heet. Nog veel meer dan Parijs met Haussmann, Barcelona met Cerdà en zelfs Amsterdam met Berlage is deze stad verweven met het gigantische opdrachtenportfolio dat tot stand kwam onder verantwoordelijkheid van één man. Hilversum is het allerbeste argument voor het hebben van een stadsarchitect. Maar dan een echt goede. Een prutser met hetzelfde mandaat zou een ruimtelijke ramp hebben veroorzaakt.In Hilversum ligt de lat extreem hoog. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Omgevingsvisie op vele plekken vermeldt dat men de architectonische erfenis van Dudok zo goed mogelijk wil behouden. Maar de Omgevingsvisie vermeldt alleen het woord ‘architectuur’ in de context van het werk van Dudok of ander erfgoed. Nergens wordt het woord architectuur gebruikt in de context van het heden of van de toekomst. Dat is onverstandig. Want juist de architectonische erfenis van dit dorp vraagt om een hedendaags antwoord.

Wie werkelijk wil nadenken over de tuinstad van de toekomst, zal ook de architectonische en esthetische vraagstukken moeten aangaan waar de erfenis van Dudok om vraagt. Een vraagstuk om architectonisch en stedenbouwkundig van te smullen- maar geen gemakkelijke taak. Mijns inziens vraagt Hilversum daarom opnieuw om een stadsarchitect, met mandaat. Geen procesmanager die alle belangen bijeenbrengt, zoals in veel gemeenten de rol van de stadsarchitect wordt ingezet, maar iemand die de artistieke vragen naar het architectonisch vocabulaire van deze stad durft aan te gaan en daar een samenhangende visie op mag ontwikkelen, met hedendaags instrumentarium.

Dat hoeft geen dogmatisch eenduidig antwoord te zijn, integendeel. De Hilversumse erfenis vraagt om veel architectonisch onderzoek, ontwerpend onderzoek en vertrouwen. Zo’n artistieke zoektocht is Hilversum aan zijn stand verplicht.

Want, om te eindigen met nog een quote van Dudok: ‘Wie zich herhaalt is een dief van z’n eigen talenten.’

Violette Schönberger is architect en stedenbouwkundige. Samen met Tim Peeters is ze partner van FALSEWORK, een ontwerpbureau met een brede blik op architectuur en stedenbouw. Violette geeft regelmatig les aan de KULeuven, TUDelft en de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. Ze is sinds 2021 lid van de Omgevingscommissie in Tilburg. Op www.fromscratch.work, architectenweb.nl en volkskrant.nl schreef ze gedurende 5 jaar columns over architectuur en stedenbouw. Een selectie van deze columns is gebundeld in haar boek  ‘Paradijs van imperfectie. Over macht en onmacht van architectuur‘, verschenen bij Uitgeverij NAi010.